Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [47]Toen maakte de koning een groten maaltijd al zijn vorsten en zijn knechten, [48]den maaltijd van Esther; en [49]hij gaf den landschappen rust, en [50]hij gaf geschenken [51]naar des konings vermogen. 47. Zie hfdst.1 vs.3, enz. 48. Het woord maaltijd betekent hier zoveel als bruiloft, of het koninklijke banket, Esther ter ere gegeven, toen de koning haar ter vrouw nam. 49. Hebreeuws, hij maakte; dat is, hij verminderde de lasten en schattingen zijner onderzaten. 50. Zo aan de koningin als aan de groten, ja misschien ook aan het volk. 51. Hebreeuws, naar de hand des konings.